In de Volkskrant van 18 mei deed ik samen met mijn collega cultuurwethouders uit Amsterdam, Rotterdam en Utrecht een oproep aan het hele kabinet om meer uit te trekken voor cultuur om deze sector overeind te houden in Coronatijden.
–>>
Terwijl de deuren van onze kunst- en cultuurinstellingen vanwege het coronavirus nog steeds dicht zijn, staan ze in de digitale wereld wagenwijd open. Tablets, laptops en smartphones zijn onze podia geworden en vanuit de huiskamer genieten we van kunst, toneel, dans, muziek en film. Online-initiatieven schieten als paddestoelen uit de grond. Het creatieve bloed kruipt waar het niet gaan kan. Makers blijven makers, ook in crisistijd.
Deze initiatieven kunnen ontstaan dankzij het geweldige fundament van makers en zzp’ers, musea, podia, theaters, concertgebouwen, festivals, bioscopen en andere culturele instellingen, dat wij hebben opgebouwd in dit land en waarvan jaarlijks miljoenen Nederlanders genieten.
Door de sluiting van podia, musea en theaters branden de reserves van de sector momenteel op. Analyses van de gevolgen voor de culturele sector in de vier grote steden laten een verlies zien van circa 114 miljoen euro tot 1 juli 2020. Hoewel de onlangs aangekondigde versoepeling van kabinetsmaatregelen weer wat perspectief biedt, heeft de anderhalvemeter-samenleving enorme financiële gevolgen voor de sector. Ondanks de creativiteit van veel instellingen om nu vooral te kijken naar de mogelijkheden binnen de regels, weegt opengaan voor de kleinere instellingen niet op tegen de kosten. Die finan- ciële klappen kunnen zowel de gesubsidieerde als de niet-gesubsidieerde instellingen in onze steden, maar ook kunstenaars en creatieve makers, niet opvangen. Cultureel erfgoed dreigt onomkeerbaar te verdwijnen. We begrijpen dan ook maar al te goed dat de sector ons om ondersteuning vraagt.
Als wethouders van de vier grote steden spannen wij ons maximaal in voor aanvullende maatregelen om de culturele sector zoveel mogelijk een helpende hand te bieden. Zo hebben wij coulancemaatregelen genomen rondom onder meer bevoorschotting van subsidies en prestatieafspraken. Alle steden nemen of verkennen de mogelijkheid van aanvullende steunmaatregelen. Maar daarmee redden we het niet. De 300 miljoen euro van het Rijk is een mooi bedrag, maar – zoals de minister zelf ook al aangaf – het is niet genoeg. Niet genoeg om ons fundament te redden.
Net als het Rijk onderschrijven we het belang om te investeren in kunst en cultuur. De sector is noodzakelijk voor verbeelding, vernieuwing, vooruitgang, vitaliteit en leefbaarheid. Niet voor niets besteden we daarom als de vier grote steden van Nederland samen meer dan 400 miljoen euro per jaar aan cultuur. Ter vergelijking: het Rijksbudget voor de culturele basisinfrastructuur in heel Nederland is 584 miljoen euro per jaar. Bovendien bieden de culturele sector en creatieve industrie in onze steden werk aan 114.000 mensen, goed voor gemiddeld 7 procent van de beroepsbevolking in de vier grote steden. Ook zijn musea, podia, concertgebouwen en andere culturele instellingen bepalend voor de keuze of mensen hier willen wonen, bedrijven zich hier willen vestigen en toeristen ons willen bezoeken. Deze bezoeken leveren een economische spin-off van honderden miljoenen euro’s aan extra bestedingen waarvan iedereen in Nederland profiteert.
Voor ons als cultuurwethouders van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht staat vast dat we niets willen afbreken wat we later met veel extra kosten weer moeten opbouwen. Het is ontzettend belangrijk dat het culturele leven na de coronacrisis zo snel mogelijk weer kan bloeien en groeien. Toch vrezen wij dat de beperkingen van de anderhalvemetersamenleving grote finan- ciële en praktische gevolgen hebben voor de cultuursector. Met een einde aan de intelligente lockdown komt er geen einde aan de problemen.
Er is meer geld nodig. Helaas kunnen wij als gemeenten in beperkte mate steun bieden. In tegenstelling tot het Rijk mogen gemeenten geen begrotingstekort hebben. Bovendien zijn de financiële uitdagingen die de komende jaren op ons afkomen gigantisch, waardoor onze begrotingen sowieso al onder druk staan. Willen we ons culturele fundament in stand houden, dan moet het Rijk dus bijspringen.
Daarom doen wij een gezamenlijk appèl op heel het kabinet. Kunst en cultuur staan niet op zichzelf. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met onze economie, werkgelegenheid, toerisme, integratie, onderwijs en zorg. Ze zijn onmisbaar in onze samenleving. Wij vragen dit dus niet alleen voor de culturele sector, maar ook voor onze inwoners, voor onze steden. Voor iedereen in Nederland.
Touria Meliani, wethouder Kunst en Cultuur, Amsterdam;
Said Kasmi, wethouder Cultuur, Rotterdam;
Robert van Asten, wethouder Cultuur, Den Haag;
Anke Klein, wethouder Cultuur, Utrecht.